Annemarieken

Wel Annemarieken, waar gaat gij naar toe?
Wel Annemarieken, waar gaat gij naar toe?
'k Gane naar buiten al bij de soldaten.
Hopsasa, falala, Annemarie.

Wel Annemarieken, wat gaat gij daar doen?
Wel Annemarieken, wat gaat gij daar doen?
Haspen en spinnen, soldaatjes beminnen.
Hopsasa, falala, Annemarie.

Wel Annemarieken, hebt gij er geen man?
Wel Annemarieken, hebt gij er geen man?
Heb ik geen man, ik krijge geen slagen.
Hopsasa, falala, Annemarie.

Wel Annemarieke, hebt gij er geen kind?
Wel Annemarieke, hebt gij er geen kind?
Heb ik geen kind, ik moete niet zorgen.
Hopsasa, falala, Annemarie.

Wel Annemarieken, hebt gij er geen lief?
Wel Annemarieken, hebt gij er geen lief?
'k Heb er niet één, ik heb er wel zeven!
Hopsasa, falala, Annemarie.